1920 1928 1930

Voorwoord

Mijn recensies van het tamelijk kleine aantal exposities die ik heb gehouden zaten in een plakboek tot ik de idee kreeg om hier een klein boekwerkje van te maken, waarin ik de recensies en een aantal foto’s van mijn schilderwerken kon plaatsen. Van mijn medewerker Henk Steenhuis kreeg ik te horen dat veel van de in mijn bezit zijnde foto’s en recensies eigenlijk niet geschikt waren om in dat boekje te gebruiken vanwege verkleuring en vergeling. Maar geen nood, Henk bood aan om via computertechnieken te zorgen voor goed leesbare recensies en betere foto’s. En zo is het ook gebeurd.

Als kunstschilder ben ik altijd een autodidact gebleven. Wel moest ik mij de kennis over perspectief, kleur, compositie, enz., meester maken. Bij het ontwikkelen van de diverse technieken bleek al spoedig dat ik deze al vrijwel meester was. Vooral het gebruik van de gemengde technieken lag mij goed. Door veel te observeren nam ik veel dingen in mij op maar ik probeerde wel wat de stijlen betreft mijzelf te blijven. En veel oefenen natuurlijk.
Ik heb verschrikkelijk veel geoefend, vooral in het mooie Drentse land. Schetsen is het summum van genieten, mede door in de natuur te werken. Ook het genieten van bezoeken aan tentoonstellingen en het kijken naar kunst geeft mij altijd blijdschap. Het schilderen is beleven maar het duurde vrij lang voor ik het tijdig stoppen onder de knie had. De schoonheid van de natuur en de emoties die het geeft, bevorderden bij mij het expressionisme. Het krachtige beeld kreeg een eigen kleur en vorm.

Ik schrijf deze tekst in de oude spelling. Op mijn leeftijd heb ik daar voor gekozen, die spelling was mij eigen. De moeilijkheid voor de zinsopbouw was mijn Groninger dialect. Deze ‘fouten’zijn er zo veel mogelijk uit gecorrigeerd. Dit Groningse dialect is mij zeer dierbaar. Ik zal het altijd blijven gebruiken en niet alleen in de familiekring. Als ik weet dat de aangesprokene dit verstaat, gebruik ik mijn dialect.
Veel dingen hebben te maken met kunst en de gevoelens voor b.v. poëzie en muziek.
Vooral mijn speciale gevoelens voor de natuur en voor de seizoenen spelen een belangrijke rol bij de schilderkunst en bij het dichten.
Naast schilderen, muziek en dichten was ik ook constant bezig met het lezen over volkenkunde, mythologie, de oude en nieuwe geschiedenis vanaf de prehistorie en de evolutie. En ik ben nog altijd aan het leren.

De beoordeling van mijn werk door de Drentse schilders Joop Schuurhuis, Evert Musch, van DulmenKrumpelman en Jannes de Vries was eensluidend: professioneel werk.

Henk Steenhuis is een kunstenaar op fotografisch gebied en de computer. Hij maakte met een digitale camera foto’s van veel van mijn schilderwerken die hij via de computer dusdanig bewerkte dat ze de juiste intentie en spanning vertolken. Hij verzorgde ook de layout. Wanneer ik door mijn hoge leeftijd en de daarmee gepaard gaande kwalen minder goed opschoot met dit boekwerk moedigde hij me steeds weer aan en gaf me zelfvertrouwen en de moed die ik nodig had om dit tot een goed einde te brengen. Of het zonder hem gelukt was om dit boekje gedrukt te krijgen is zeer de vraag. Wij begrepen elkaar goed en de sfeer was vriendschappelijk. Bedankt Henk.

1920 Het begin

Op 1281920 ben ik geboren in een gedeelte van het grote winkelpand van mijn grootvader Simon de Vries, dat stond in Veendam, aan de Kerkstraat no. 20. Ik werd als eerstgeborene, zoals in die tijd gelukkig nog de gewoonte was, naar opa Simon genoemd. Na gewoond te hebben in het "Handelshuis" te Ter Apel betrokken wij een winkelpand in Wildervank, staande aan de zuidkant van de "Nuts Spaarbank"

1928 eerste kennismaking met schilderkunst

In 1928 op mijn 8e jaar, kwam ik voor het eerst in aanraking met de schilderskunst. Tegenover ons huis lag de "wijnbrug" over het Oosterdiep, en op deze brug stond een man (een kunstschilder) achter een soort schoolbord (de schildersezel). Hij schilderde 3 of 4 oude bruingeverfde schippershuizen en aan het eind de scheepshelling van Scheltema en het tjalkschip dat vlak voorbij de brug tegen de wal lag. Met verwondering, verbijstering en een haast grenzeloze bewondering keek ik naar het landschap dat op het doek ontstond. Het meest boeiende vond ik de weerspiegeling van huizen en schip in het water en wat heel bijzonder was, het water rimpelde over de weerspiegeling heen. In mijn ogen was het toverkunst. Ik heb nog steeds een herinneringsbeeld van dit schilderij, ofschoon de huizen, de helling en zelfs de brug verdwenen zijn. Mij rest helaas ook geen foto. Maar het kanaal is er nog, gelukkig.

Zover ik mij kan herinneren heb ik mij bezig gehouden met tekenen en kleuren. Niets was zo boeiend als het ontstaan van beelden op het witte papier. De onderwijzer van de 3e klas van de Chr.School, meester Smid, prees mijn manier van kleuren. Aan leren had ik een gruwelijke hekel behalve aan geschiedenis en aardrijkskunde, maar dat is een ander verhaal. Dus het krijgen van een compliment was zeer zeldzaam. Maar meester Smid stimuleerde mij en bemoeide zich bijna nooit met mijn tekenwerk. Het wat ruige, wilde en eigenlijk ook wat "smerige" manier van werken had waarschijnlijk zijn instemming. Misschien wist meester Smid toen reeds dat het meer om de expressie gaat dan om de fotografische weergave. Achter in het grote pakhuis had ik een plek waar ik vaak zat te tekenen. Soms samen met mijn broer Pieter en met andere vriendjes. Ik mat mij toen reeds een zekere mate van deskundigheid aan. Er werd een klasje gevormd en ik nam de leiding op mij. Dat lukte wonderwel. Eigenlijk vonden ze het maar niks. Op het ouder en groter zijn stoelde mijn gezag. Als grootmoe de Vries uit Veendam op bezoek kwam, kocht ze "steevast" een paar tekeningetjes van mij voor de prijs van 5 cent per stuk. Dat was in die tijd veel geld. Dat zij de tekeningen kocht heeft mij vast gestreeld. Een reep Kwatta chocolade koste toen 5 cent en ik wist waar ik die kon halen.

1930 Verhuizing naar Boven Westerdiep

In 1930 verhuisden wij naar het Boven Westerdiep te Veendam en ik ging vanzelfsprekend naar de Chr.School. Op deze school was men gewend om nette tekeningen te maken. Mijn wat wilde emotionele manier van uitingen kregen geen enkele respons De voorbeelden waren gestileerde voorwerpen. Ik vond een paar schetsen van ruige landschappen, ruig en geheimzinnig, de basis om mijn fantasie op uit te leven.

Misschien zaten er toen reeds sporen van mijn expressionisme in dat werk. Dit idee doet mij nu nog goed Maar bij de onderwijzers was er geen enkele waardering voor mijn manier van werken. Daarna ging ik naar de Chr.Ulo. Dat moest, ofschoon zeer tegen mijn zin. Ik was een wilde, eigenzinnige en zeer moeilijk te hanteren jongen. Daarbij groot en sterk en ging een gevecht niet uit de weg. Op deze school spijbelde ik soms weken achter elkaar. Mijn afwezigheid gaf rust in de klas en men maakte hier geen melding van aan mijn ouders. Ik deed gekke dingen, werd uit de klas gezet, soms zelfs hardhandig verwijderd. Voor mij was de school een soort gevangenis. De verplichting, de dwang, het opgesloten zijn en het niet geïnteresseerd zijn in de meeste lessen.
Geschiedenis, aardrijkskunde, dier en plantkunde vond ik wel prettig. Ik had ook een hekel aan verenigingen, aan groepen. Ik spijbelde ook vaak bij de padvinderij.
Soms trok ik mij terug in een soort eenzaamheid. Lang kon ik over de landerijen kijken en daarbij kreeg ik de mooiste fantasiebeelden, confrontatie met het verleden, met de geschiedenis. Bij mistig weer verloor ik de werkelijke beelden en werd de nevel een soort scherm voor mijn eigen wereld. Net als toen is de herfst nog steeds het mooiste seizoen, het afsterven, het verkleuren, de sombere, donkere eenzaamheid, en de geur maakten emoties los.
De vreemde stiltes, de wilde stormen, maken mij niet verdrietig maar melancholiek en weemoedig. Tijdens het spijbelen zocht ik bij koud weer beschutting, vlak bij huis, in de leegstaande aardappelmeelfabriek aan het Boven Westerdiep. Bij mooi, warm weer ging ik naar een van de laatste stukjes hoogveen aan de Beneden Veensloot. Af en toe stak een boer hier nog wat turf en het uitgegraven stuk water met daarin vegetatie was een poeltje met geheimzinnig leven. Verder groeide er heide en wilde bloemen.
Ik bracht de tijd door met het lezen van boeken van diverse kwaliteit. Ademloos las ik de trilogie van Gullbrandsen "Winden waaien om de rotsen", geïllustreerd door Anton Pieck met geheimzinnige tekeningen. Lezen was mijn favoriete bezigheid. Lezen was voor mij ook leren. Soms schreef ik een kort verhaaltje of tekende ik een boerderijtje.
Het langer naar school gaan had geen zin en "in arren moede" nam opa mij, als een soort jongste bediende, op in de winkel en grossierderij. De "fa. S.de Vries en Zonen" was een bijzondere zaak. De zonen waren de 4 broers, waaronder mijn vader, die allemaal min of meer zelfstandig een onderdeel hadden. Eigenlijk een vreemde, unieke samenwerking die levenslang heeft geduurd. Ook ik kreeg de opdracht om veel dingen zelfstandig te doen en de ruimte om mij zelfstandig te ontwikkelen en te vormen. Maar mijn belangstelling voor de ‘Algemene Geschiedenis’ bleef. Ik ging naar de “leeszaal” (bibliotheek) en mijn eerste boek vertelde over de geschiedenis van de ‘Etrusken’, oude geschiedenis dus. Van ophouden wist ik niet en mijn interesse breidde zich steeds meer uit. Vreemd, maar ik bleek dus behoorlijk leergierig te zijn. Beeldende kunst lag voor de hand, evenals letterkunde. Zo las ik o.a. Hemmingway, Steinbeck, Graham Green en Multatuli. De tijd ging door en ik begon ook aan de evolutieleer van Darwin en verder alles wat daar maar enigszins verband mee hield. Verder las ik ook over archeologie en philosofie (een beetje), terwijl ook vreemde godsdiensten en boeken over de natuur aan bod kwamen. Heel veel dingen begonnen mij dus in de loop van de tijd te interesseren. Het bracht mij veel vreugde en uitbreiding van kennis. En tot op heden op mijn oude dag is dat nog steeds zo. De drang om te schilderen bleef en af en toe trok ik mij terug op de zolder van het pakhuis. Ik maakte gebruik van de potjes verf en de penselen en schilderde landschappen, stillevens en bloemen op een stuk van een uit elkaar gescheurde kartonnen doos. In de winkel werden naast meubelen ook schilderijen verkocht. De olieverven hadden druk bewerkte gipsen lijsten. Het waren landschapsbeelden van paarse heidevelden met grazende schapen. Of boerderijen met veel bomen, molens en kerktorens. Massaproductie, spotgoedkoop, maar de huizen en het landschap stonden wel in het goede perspectief en perspectief was voor mij destijds moeilijk. Een huis stond vaak scheef op de fundering en de zandweg liep een heuvel op die er niet was. Maar al doende leerde ik om naar het landschap te kijken. Bewust kijken bedoel ik. Besef krijgen hoe bijzonder indrukwekkend landschappen of stadsbeelden kunnen zijn. De wilde luchten boven de uitgestrekte, eenzame Groninger landen, de ruimte boven de bouwlanden. Ook ontdekte ik de Drentse brinkdorpen en de "Saksische" boerderijen die willekeurig maar prachtig gegroepeerd bij elkaar stonden onder een dak van hoog geboomte. En al kijkende en observerende begon ik met het snelle schetsen van de landschappen, steeds opnieuw verbeterde schetsen makend en de verbeelding de ruimte gevend. Eigenlijk steeds weer vallen en opstaan. Leren van de fouten, opnieuw oefenen, veel oefenen. Nog steeds geniet ik van het kijken naar landschappen. Bomen fascineerden mij toen ook al. Het fietsen door het Drentse en Groninger landschap is genieten, een bijzondere vorm van geluk. En ik bleef kijken, ook elders.

1939 Soldaat bij de Landmacht

In 1939, tijdens de mobilisatie werd ik soldaat bij de Nederlandse Landmacht. Ik werd opgevangen in een barakkenkamp in Bergen aan Zee. Voor het eerst zag ik de onmetelijk grote Noordzee, de bijzondere schoonheid van de duinen en het strand. Bij stormen stond ik graag aan het strand. Bij bezoeken aan Bergen Binnen kwam ik in aanraking met de "Bergse school". Ik bezocht exposities en een paar schilders. Er ging een nhieuwe wereld voor mij open. Ik zag ook voor het eerst een aantal improfisaties op een tentoonstelling. Na een korte diensttijd viel het Duitse leger Nederland binnen en veroverde in paar dagen ons land. Na een kortstondige internering mocht ik naar huis gaan. In die tijd kreeg mijn opa Simon een beroerte en ik kwam te laat om hem nog in leven te zien. Huilend stond ik aan zijn bed. Ik verloor in hem een zorgzame grootvader die ook een indrukwekkende man was met veel charisme en bestuurlijke capaciteiten. Ook was hij een sociaal bewogen man. Er kwam na hem geen enkele de Vries met al deze capaciteiten en of er ooit nog eens een komt betwijfel ik. Ik heb hem mijn leven lang gemist. Al snel werd de zaak leger en leger vanwege het feit dat aanvoer van nieuwe voorraad niet mogelijk was. Er kwam distributie maar ook die werd steeds krapper. De zaak kreeg toewijzingen maar die waren zo gering dat die onder de klanten verdeeld werden. Ik stopte toen met werken. In die periode bezocht ik enkele exposities o,a. van Filarskie en De Jonge. In het bijna lege pakhuis maakte ik aan de voorkant van de zolder een atelier. Ik liet bij pottenbakker Meijer in Pekela potten, vazen, schalen en kommen bakken van aardewerk en beschilderde deze. Op de schotels schilderde ik landschappen, evenals op tegels. Vanwege het gebrek aan cadeauartikelen werden deze, toch wat primitieve producten, goed verkocht. Artistiek niets waard maar ik werkte weer met verf en kwasten en rook de olieverf.

In mijn stamcafe "Hotel de Vries" exposeerde Siep van der berg. Bij het drinken van een glas wijn hadden wij mooie gesprekken over kunst. Hij vond mijn werk ouderwets en miste expressie. Ook spraken we over de bezetters en verder wat diepzinnige onderwerpen, maar natuurlijk ook over de vrouwen. Hij schilderde in felle kleuren, o.a. veel gele korenvelden. Later bezocht ik hem af en toe in zijn atelier, een mooi tuinhuis aan de Hereweg bij het viaduct. Van Henk Schuurman, de eigenaar van Hotel de Vries, kreeg ik de opdracht om voor de verjaardag van zijn vrouw Gré Docter in Anderen, de boerderij te schilderen waarin zij was geboren. Henk zelf was geboren in Ten Boer en van zijn vrouw kreeg ik de opdracht om voor hem de kerk van Ten Boer te schilderen. Later kreeg ik de opdracht om voor de achterzaal een zeer grote wandschildering te maken. Deze ging helaas bij een brand verloren

Mijn liefde voor de poëzie ontstond door het lezen van de dichters Masman, Slauerhof en Betus Aafjes en werd bijna een passie. Veel werk van dichters uit die tijd zijn nog steeds in mijn bezit. Ik maakte kennis met de Veendammer dichter Koos Schuur. Door gesprekken met hem begon ik mijn eerste gedichten te schrijven. Koos schreef een bundel “De Zeven Vloeken”. Elke vloek was een verhaal over de verschrikkelijke, gruwelijke wandaden van de bezetter en de Nederlandse N.S.B. De bundel “Novemberland”ging over de Veenkoloniën. Voor mij is dit werk van Koos het mooiste wat ik over ons gebied gelezen heb. In Groningen kwam ik in contact met de dichter Marja die het prachtige gedicht schreef: “Mijn heimwee vindt zijn oorsprong in de geur van de wilde vlierboom”. Bij de bekende boekhandel G. Walter kocht ik illegaal gedrukte dichtbundels die hij vanonder de toonbank verkocht. Op mijn zolderatelier kwamen mijn vrienden vaak bij mij op bezoek. We hadden diepzinnige gesprekken over kunst, filosofie, over de rotmoffen en over muziek. Ko Woldering had scheikunde gestudeerd en had uit het laboratorium enkele flessen pure alcohol meegepikt, die wij met water verdunden. Met Jan Pot bezocht ik een concert. Voor het eerst hoorde ik klassieke muziek en wel de Peer Gynt suite van Edward Krieg.

Ik werd betoverd door deze wat zwaarmoedige muziek en luister er ook nu nog vaak naar. In die tijd ontstond de liefde voor deze muziek bij mij. Ook werden er op mijn zolderatelier gesprekken gevoerd over de mogelijkheid om te ontsnappen naar onbezet gebied. Helaas liepen een paar van die pogingen slecht af.

1943 Het verzet

In oktober van 1943 werd ik lid van de verzetsgroep van Roelof Heidema. Deze werkte voor de Nederlandse inlichtingendienst in Londen. Ik werd agent, zeg maar spion. Wij werkten over het gehele land. Alle Duitse oorlogsinstellingen zoals geschutsopstellingen, luisterposten, vliegvelden, enz. werden door ons in kaart gebracht en beschreven. De laatste maanden hielden wij ons bezig met troepenverplaatsingen in verband met de optrekkende geallieerde troepen die Nederland binnenkwamen als bevrijders. Waar de Duitse troepen waren en zich verplaatsten was voor de geallieerden zeer belangrijk. De groep werd echter verraden en ik werd opgepakt door de Duitse S.D. Door veel geluk kreeg ik de kans om door een raam te ontsnappen. Tijdens deze vlucht heb ik mijn ouders en broers geadviseerd om onder te duiken, een advies dat ze hebben opgevolgd. Vrij snel daarna werd ons huis leeggehaald. Toen kwam al snel de bevrijding en kwam ik weer in de veilige armen van mijn familie terecht.

De bezetting was voorbij. De oorlog was over. Wij waren vrij! Helaas moest ik nog korte tijd uitzieken. In November 1944 was ik door de S.D. opgepakt maar wist toen te ontsnappen. Tijdens het onderduiken kreeg ik een spontane pneuma thorax en moest dus de eerste tijd van de vrede uitrusten. Van de Engelse Inlichtingen Dienst in Groningen kreeg ik een prachtige legitimatie, het bewijs dat ik een agent was van de N.I.D. Deze legitimatie opende destijds alle deuren voor mij en ik viel na de rustperiode midden in de bevrijdingsfeesten. Overal werd, soms op straat, feest gevierd door de buurtverenigingen. Er werd gedanst, gedronken en gekust. Een nieuwe tijd brak aan, een gloednieuwe betere wereld zou ontstaan. Wij waren grenzeloos optimistisch. Maar dan kwamen de berichten binnen over al de mensen die niet terug zouden komen uit de concentratiekampen. Mijn vrienden en medewerkers waren in het concentratiekamp Neuengamme opgehangen. Het was een verschrikkelijke gewaarwording, een verdriet dat ik mijn leven lang mee zou dragen. Maar het leven ging verder. Met het vervaardigen van schilderijen begon ik ontzettend veel geld te verdienen. Via de firma ‘S. de Vries en Zonen’ verkocht ik aan de groothandelaar Wallage in Groningen 1000 schilderijen, simpele voorstellingen, landschappen op karton. De lijsten maakte aannemer Hendrik Smidt van oude dikke planken voor 1 gulden per stuk. Ik smeerde hierop een zelfgemaakte pasta waarop later wat kleurstof en goudbrons werd aangebracht. Een lelijke imitatielijst met daarachter simpele "geklodderde" landschappen. Elke dag schilderde ik 20 stuks en stopte zo tegen 4 uur 's middags om een drankje te halen bij Henk Schuurman. De prijs van deze ‘schilderijen’ was ongekend hoog n.l. 20 gulden. Jammer genoeg kwam te vroeg de geldsanering en de verplichte prijscodering. Dit betekende het einde van deze windhandel. De geldkraan was dichtgedraaid maar ik was in het bezit van veel geld, dus begon ik met het uitgeven van dit snel en gemakkelijk verdiende geld.

Het was een leven in weelde, het leven van een rijke artiest, een soort kunstenaar. Toen begon ik met het schrijven over mijn belevenissen in de oorlog als spion bij de N.I.D. Eigenlijk begon ik overal tegelijk mee o.a. aan een boek over de "Vriesche landen" en ook nog een boek over de Veenkoloniale zeevaart en wel over schipper Zuiderveen die met zijn zeetjalk de Scandinavische landen bevoer. Maar een boek schrijven is anders dan het maken van een gedicht. Het vergde uithoudingsvermogen en concentratie en ik liet mij steeds weer meeslepen door het verhaal en er zat geen enkele lijn meer in. Je moet echt binnen de perken van het concept blijven. Het was toch een prachtige tijd maar het geld minderde snel! Dus werd ik opnieuw teruggezet uit deze fantasiewereld en werd weer koopman. Doordat de schaarste nog niet voorbij was ging ik als reiziger bij de weg en verkocht alle mogelijke artikelen die in de zaak van de firma De Vries aankwamen. Van belhoepels tot oranjelint, van pijpen tot trainingspakken. Met de hulp van Pa begon ik met het confectioneren van kleine textielgoederen. Daarvoor nam ik een aantal thuisnaaisters in dienst en dat ging prima. Ik was na verkering, verloving en huwelijk in een goed en rustig vaarwater beland, gesteund door de subtiele, liefderijke hand van mijn vrouw. Ik was opnieuw koopman geworden een naam waarop mijn familie trots was en ik eveneens.

1960 Vakantie in Oud Leusden

In de zomer van 1960 gingen wij samen met de kinderen naar het z.g. "Kamphotel" in Oud Leusden bij Ommen. Het lag aan de Vecht, was tamelijk goedkoop en er was een gemeenschappelijke keuken waar de gasten zelf konden koken. Mijn schoonzus Ria en haar vriend Jan Meijer waren ook van de partij. 's Avonds waren er feesten en voorstellingen in de gezellige grote zaal met knopstoelen, petroleumlampen en gordijnen van Brabantsbont. We waren er bijna altijd bij. We waren jong en hadden zin in feesten en hadden daarvoor het uithoudingsvermogen. Elke morgen, erg vroeg, ging ik met de schilderskist en veldezel in de omgeving op stap om te schilderen, o.a. in Dalfsen, Junne, Vilsteren enz. Ongeveer tegen koffietijd was ik terug. Het schilderen ging voortreffelijk, de objecten waren mooi en ik ontwikkelde een wat ander kleurgamma en een andere stijl. De landerijen, boerderijen en de vele hooibergen met het verschuifbare dak op vier palen hadden iets bijzonders De snel gemaakte olieverven geschilderd op geprepareerd karton legde ik in de grote schuur om daar te drogen. Na enkele dagen waren ze verdwenen, gestolen dacht ik, maar eigenaar Kamp, waarmee ik een bijzondere vriendschappelijke band had gekregen, zei dat dit hier niet mogelijk was. Op 12 Augustus, mijn verjaardag en tevens onze 12 ½ jarige huwelijksdag deelde Kamp tijdens de feestavond de gasten dit gebeuren mee en werden wij toegezongen. Eveneens vertelde hij van de verdwenen schilderijen. De volgende morgen bracht een boerenzoon de schilderijen terug. Zijn jongere zusje had ze meegenomen. Ze vond het mooie plaatjes. Kamp, die ze mij overhandigde, complimenteerde mij met mijn op karton geschilderd werk en vroeg wat ze moesten kosten. Doe maar een bod opperde ik en tot mijn verbazing bood hij fl.100 per stuk en natuurlijk ging ik hiermee akkoord. Hij zocht ook nog een paar gewassen Oost Ind. inkt tekeningen uit. Totaal waren het er 10. Lijst ze zelf maar in en breng ze later. Voor hem gaven de schilderijen een juist beeld , de juiste sfeer van het Sallandse landschap. Het zelf koken was niet meer nodig. Het was toen echt een "vracht geld" en wij aten de laatste week in het restaurant. Ik heb een zeer sterke en fijne herinnering aan een ochtend, toen dochter Marieke, zoals wel meer, meeging op mijn schilderstocht. Samen gingen wij over de stuw in de Vecht naar de overkant en kwamen daar in een klein bos terecht. Vanaf de rand hadden wij een goed uitzicht over het dorp Vilsteren.

Ik maakte een zonovergoten korenveld, goed geel met daarachter de bomen van het dorp met veel soorten blauw, paarsig en wat vleugen groen en met daarachter de toren van de dorpskerk. Ik zag dat het goed werd, was blij en zeer tevreden. Vlak naast mij zat Marieke op de mossige bosgrond. Zij maakte van gras, mos, heide, takjes, brokjes hout, steentjes en bloemen een eigen landschap op een stukje zandgrond. Ik keek hier lange tijd naar. Ze werkte zeer zorgvuldig en intensief. Haar blonde teerheid ontroerde mij en in de stilte van de intense rust voelde ik onze verwantschap en onze verbondenheid en mijn liefde en beschermd gevoel voor haar gaven mij een gevoel van blijdschap. Ze was bijzonder kwetsbaar maar ook erg sterk. Een bijzondere gebeurtenis die ik nog steeds in mijn herinnering bewaar. Het landschap Vilsteren verkocht ik aan de familie van de Vrie, destijds de dominee van de Vrije Evangelische Kerk in Veendam. Met deze familie waren wij bevriend geraakt. Hij kocht het voor fl.100,-. gulden, dus hij kreeg het niet cadeau, zoals hij schreef. Een prachtig gelukte foto laat zien hoe de "Zuidelijke kleuren" die van Kooten in zijn recensie waarnam, er ongeveer uitzagen.

1959 Oprichting "Het Palet"

Op een vergadering van geïnteresseerden in 1959 kwamen wij tot het besluit om een amateur schildersclub op te richten. Het kreeg de naam "Het Palet". Op de zolder van de openbare school in de schoolstraat kregen wij een goede werkruimte om te schilderen. Mijn werk werd snel stukken beter. Het waren plezierige, leerzame avonden. Wij werkten met bij elkaar gezette voorwerpen als flessen, kommen, bloemen, om stillevens te maken. Ook wel een enkele keer gingen we figuur en portrettekenen naar een levend model. Er werd na een paar jaar besloten om een tentoonstelling te houden in de Vredenrustschool. Het bestuur besloot dat een paar leden niet mee konden doen vanwege de slechte kwaliteit van hun werk. Toen Bert Wierts en ik hiervan hoorden hebben we fel geprotesteerd tegen dit dwaze besluit. Wij vonden dat iedereen mee moest kunnen doen. Daarna besloot het bestuur om de kunstschilder Joop Schuurhuis uit Schipborg de te plaatsen werkstukken uit te laten zoeken. Mijn zeven ter beoordeling getoonde schilderijen konden allemaal geplaatst worden. Het was "beroepswerk" zei Schuurhuis. Helaas werden er van de bestuursleden maar 1 of 2 stukken uitgezocht. En jawel, er werd weer een nieuw besluit genomen. Ieder kon twee stukken neerhangen en dat was nu precies wat Bert en ik voorgesteld hadden. Intussen was er een onbegrijpelijke vorm van naijver ontstaan, de sfeer was totaal verpest. Verder waren er door het bestuur, over en weer, vervelende telefoontjes geweest. Er was geen eerlijk spel gespeeld. Na deze tentoonstelling raakten we in een heftige discussie. Er kwamen geen overtuigende elementen uit en ik besloot er mee te stoppen. Reint Prins, Bert Wierts en nog een paar anderen zegden eveneens hun lidmaatschap op. Het was een bijzonder onverkwikkelijke affaire. Dat was jammer, mede omdat de bekende Ploegkunstschilder Jannes de Vries wekelijks kwam om les te geven. Een bijzonder aardige en kundig man. Hij was erg positief over mijn tekenwerk, vooral van een grof getekend landschap, die nu bij zoon Henk hangt. Ook hij vond mijn werk professioneel.

beginpagina